De IDS-2 kan worden ingezet bij het in kaart brengen en diagnosticeren van cognitieve beperkingen, leerstoornissen en achterstanden in de motorische ontwikkeling. Daarnaast biedt de IDS-2 inzicht in de sterkten en zwakten op sociaal-emotioneel gebied en de motivatie en werkhouding van een kind.
Intelligentie
De meting van intelligentie is gebaseerd op het Cattell-Horn-Carroll (CHC)-model. De IDS-2 geeft inzicht in verbaal en abstract redeneren, korte- en lange-termijn-geheugen, visuele verwerking en verwerkingssnelheid. Intelligentiescores kunnen worden berekend op basis van twee, zeven of veertien subtests.
Lees verder
Executieve functies
De executieve functies die met de IDS-2 gemeten worden, zijn de regulatie- en controleprocessen die nodig zijn voor doelgericht en sociaal aangepast gedrag.
Lees verder
Psychomotoriek
Psychomotorische vaardigheden in de IDS-2 zijn sensorische, perceptieve, cognitieve en motivationele processen die de basis vormen voor houding en beweging.
Lees verder
Sociaal-emotionele competenties
De sociaal-emotionele competenties die met de IDS-2 gemeten worden, hebben zowel betrekking op het herkennen en reguleren van emoties als op sociaal competent handelen.
Lees verder
Schoolse vaardigheden
In elk land worden met de IDS-2 dezelfde schoolse vaardigheden gemeten: taalvaardigheid, lezen, spellen en logisch-wiskundig denken.
Lees verder
Werkhouding
Uniek voor een ontwikkelingstest is dat met de IDS-2 de mate van consciëntieusheid en prestatiemotivatie in kaart wordt gebracht bij kinderen en jongeren van 11 tot en met 20 jaar.
Lees verder
Intelligentie is de algemene mentale capaciteit die verschillende cognitieve processen omvat zoals logisch redeneren, plannen, problemen oplossen, abstract redeneren, complexe ideeën begrijpen, snel leren en leren door ervaring. Omdat algemene intelligentie wordt beschouwd als een relatief stabiel persoonlijkheidskenmerk, kunnen prognoses worden gemaakt voor de ontwikkeling van intelligentie op de lange termijn. Het belang van intelligentiediagnostiek wordt zichtbaar door de sterke samenhang met prestaties op school en het werk, maar ook met kwaliteit van leven en gezondheid.
De intelligentiemeting van de IDS-2 is gebaseerd op het meest actuele intelligentiemodel: het Cattell-Horn-Carroll (CHC)-model. De IDS-2 biedt drie scores voor het bepalen van het intelligentieniveau: IQ screening (2 subtests), IQ verkort (7 subtests) en IQ profiel (14 subtests).
De subtests bevatten specifieke cognitieve taken, zoals het doorstrepen en negeren van specifieke symbolen, het nazeggen van cijfer- en letterreeksen, het onthouden van figuren, en het noemen van categorieën.
Executieve functies zijn de processen in de hersenen die ons in staat stellen om te plannen, onze aandacht te richten, instructies te onthouden en meerdere taken tegelijk uit te voeren. De drie basisfuncties zijn inhibitie, werkgeheugen en cognitieve flexibiliteit, waarbij de ontwikkeling al op jonge leeftijd begint en voortduurt tot ver in de adolescentie.
In de voorschoolse leeftijd zijn executieve functies verbonden met taalvaardigheid, intelligentie, motorisch coördinatievermogen en het vermogen tot zelfregulatie. Omdat deze cognitieve processen belangrijk zijn voor schoolprestaties, is het belangrijk om problemen tijdig te identificeren.
De subtests bevatten opdrachten waarbij kinderen enkelvoudige taken moeten uitvoeren (bijv. woorden opnoemen) en meervoudige taken, zowel verbaal als non-verbaal.
Psychomotoriek heeft betrekking op het geheel van alle controle- en functieprocessen, evenals sensorische, perceptieve, cognitieve en motivationele processen, die de basis vormen voor houding en beweging. Met de IDS-2 kan een kind worden getest op algemene coördinatie, grove motoriek, fijne motoriek en hand-oogcoördinatie (visuomotorische vaardigheden).
Psychomotoriek speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen. Zo zijn grove motoriek, fijne motoriek en hand-oogcoördinatie vaak gerelateerd aan cognitieve functies. Daarnaast kunnen problemen in de coördinatie grote gevolgen hebben voor de ontwikkeling van de fysieke en sociale mogelijkheden. Psychomotoriek hangt vaak samen met het gevoel van eigenwaarde, angst en lichamelijke problemen.
De subtests bevatten specifieke motorische taken, zoals balanceren en werken met kleine kralen.
Sociaal-emotionele competenties hebben betrekking op het effectief kunnen toepassing van cognitieve, emotionele en motorische gedragingen in interpersoonlijke situaties. Emotionele vaardigheden verwijzen naar het vermogen om bewust te zijn van je eigen gevoelens, hier aan uiting te geven en deze gevoelens zelfstandig te reguleren. Ook het herkennen en begrijpen van de emoties van andere mensen vallen onder emotionele competenties.
Sociaal-emotionele competenties hangen nauw samen met sociaal gedrag, welzijn, lichamelijke gezondheid en schoolprestaties, maar houden ook verband met criminaliteit, drugsmisbruik en psychopathologie. Daarnaast kan taalvaardigheid een belangrijke rol spelen, omdat het communiceren van gevoelens en gedachten een belangrijk onderdeel is van sociaal-emotionele competenties.
De subtests bevatten taken waarbij kinderen foto’s bekijken en luisteren naar korte verhalen. Hiermee wordt in kaart gebracht in hoeverre kinderen emoties herkennen en kunnen reguleren, en sociaal adequaat kunnen handelen.
Taalvaardigheid heeft betrekking op begrijpen wat anderen zeggen of schrijven (taalreceptie) en op de kwaliteit van wat iemand zelf zegt of schrijft (taalexpressie). Het verwerven van taalvaardigheden is een van de meest belangrijke ontwikkelingstaken in de vroege kinderjaren. Taalvaardigheid is van grote invloed op de cognitieve en psychosociale ontwikkeling.
Lezen en schrijven worden geleerd tijdens het verwerven van geschreven taal. Lezen omvat zowel technisch lezen als begrijpend lezen. Schrijven heeft betrekking op het indelen van een fonetische stimulus in fonologische eenheden (foneem-grafeemcorrespondentie), die vervolgens worden omgezet in een grafische representatie. Schriftelijke taalverwerving vormt de basis voor succes op school en op het werk.
Logisch-wiskundig denken is altijd gerelateerd aan concrete representaties die geactiveerd worden, afhankelijk van het probleem. De logisch-wiskundige vaardigheden tijdens het laatste jaar van de kleuterklas vormen een goede voorspeller van latere wiskundige prestaties. Daarnaast is aangetoond dat logisch-wiskundige vaardigheden van invloed zijn op de kansen en mogelijkheden op school en het werk.
De subtests bevatten taken die gebaseerd zijn op de leeropgaven die een kind op school krijgt: fonologische analyse, spreken, lezen, spelling en uiteenlopende logisch-wiskundige opdrachten.
Om uitspraken te kunnen doen over de motivatie en werkhouding, brengt de IDS-2 consciëntieusheid en prestatiemotivatie in kaart bij kinderen en jongeren van 11 tot en met 20 jaar. Consciëntieusheid heeft betrekking op netheid, plichtsbesef, doelgerichtheid, zelfdiscipline, bedachtzaamheid en prestatiegerichtheid, en is -naast intelligentie- de meest belangrijke voorspeller van school- en beroepssucces. Daarnaast hangt dit persoonlijkheidskenmerk positief samen met identiteitsontwikkeling, tevredenheid met relaties, en bestaat er een negatief verband met risicogedrag.
Er is sprake van een hoge mate van prestatiemotivatie wanneer iemand gestimuleerd wordt om succes na te streven. Dit kan betrekking hebben het bereiken van een intern individueel doel, of -wanneer iemand zichzelf met anderen vergelijkt- het bereiken van een externe referentiestandaard. Prestatiemotivatie hangt positief samen met succes op school en het werk, en kan daarnaast van invloed zijn op de scores die behaald worden bij de IDS-2-taken.
Voor het in kaart brengen van consciëntieusheid en prestatiemotivatie moeten kinderen en jongeren op een vierpuntsschaal aangeven in hoeverre diverse uitspraken op hen van toepassing zijn.